Patrick

Ik groeide op in een gezin van vijf: een papa, mama, broertje en zusje. Papa had goed werk, mama had ook werk en was wel iets meer thuis. Over het algemeen leken wij een vrij normaal gezin. Dat waren we ook, behalve dat ik een gameverslaving ontwikkelde. Mijn ouders gebruiken nooit drugs en drinken ook amper. Wij werden als kinderen altijd gewaarschuwd voor de gevaren en risico’s van drugs. Alleen waren wij ons er niet van bewust dat die gevaren ook in gamen zouden kunnen zitten.

Ik was een energiek, positief en fanatiek jongetje. Ik hield vroeger al veel van spelletjes en het maakte me altijd heel enthousiast. Toen ik voor het eerst een game ging spelen, toen nog op de gameboy, was ik er niet van af te slaan. Ik kon urenlang blijven spelen.

Vanaf ongeveer mijn zevende werd ik op school gepest. Het begon met mensen die zich af en toe op mij af gingen reageren, maar snel daarna werd ik ook buitengesloten. Ik heb meerdere keren ervaren dat ik een paar vrienden had, wij een drietal gingen vormen en ik vervolgens buitengesloten werd. Dat was zwaar. Ik snapte nooit zo goed waarom mensen zo tegen mij deden en probeerde dit ook echt te voorkomen.

Ik werd niet alleen op de basisschool gepest. Al snel werd ik ook gepest door jongens uit mijn buurt en op de sportclub. Ik kreeg erg het gevoel dat het door mij kwam, dat ik niet goed genoeg was. Het maakte niet meer uit hoeveel keren mensen tegen mij zeiden dat het beter zou worden, dat het oké was, want voor mij voelde het niet oké. Ook de school deed er niets aan en het bleef aanhouden, wat mijn ouders en ik ook probeerden.

Door de machteloosheid die ik ervaarde in mijn leven, begon ik de controle over mijn eigen emoties te verliezen. Dit was nog erger als er plotse veranderingen kwamen of als ik mij oneerlijk behandeld voelde. Rond mijn elfde jaar kreeg ik een indicatie van ADD en kreeg ik de medicatie Ritalin voorgeschreven. Deze gebruikte ik tijdens schooltijden, waardoor de medicatie vaak uitwerkte als ik weer thuis was. Dit na-effect van Ritalin zorgde ervoor dat ik veel prikkelbaarder werd. Er hoefde maar weinig te gebeuren of ik kon heel boos worden en dit resulteerde dan ook in heel veel ruzies thuis.

Mijn manier om al het pesten, de ruzies thuis én de problemen met mijzelf (als zeer eigenwijze puber) te ontvluchten was door te gamen. Hier werd ik niet geconfronteerd met moeilijke sociale situaties en ook niet met verantwoordelijkheden. En daarnaast was ik er vaak goed in en voelde het altijd als een veilige plek. Tijdens mijn basisschoolperiode ging ik beetje bij beetje meer gamen. Ik heb veel verschillende spellen gespeeld en elk nieuw spel gaf zo’n positieve flow en enthousiasme dat ik lekker niet bezig hoefde te zijn met de negatieve dingen. Het hielp mij om bijvoorbeeld tijdens school met mijn hoofd bij de games te zijn, zodat ik niet door hoefde te hebben wat de mensen om mij heen deden.

Al snel was gamen de standaard tijdsbesteding. Ik sprak minder af, omdat we elkaar vanaf thuis toch konden spreken via Skype. Ik hoefde ook minder buiten te komen en het risico te lopen pestkoppen tegen te komen. Op mijn kamer was ik veilig, daar hoefde ik niet constant alert te zijn. Ik stopte op den duur ook met sporten.

Ook leren begon onder de games te lijden. In het begin van de middelbare deed ik mijn huiswerk zo snel mogelijk, maar al snel was ik alles tot het laatste moment aan het uitstellen. Als er dan weer een moment kwam dat ik teveel had uitgesteld, ging ik gamen om de stress niet te voelen. Ik schaamde me wel als ik op school kwam en mijn huiswerk niet had gedaan. Maar ik stopte niet met gamen om mijn huiswerk te gaan doen, maar ging in plaats daarvan liegen om onder de verantwoordelijkheid uit te komen. Als ik een toets had waar ik niet voor had geleerd kon ik mijzelf soms zelfs overtuigen dat ik me ziek voelde, zodat ik maar niet naar school hoefde.

Mijn ouders probeerden mij wel te controleren in mijn computergebruik. Alleen werkte dit niet, want ik vond altijd wel een manier om er onderuit te komen. Zo heb ik op een gegeven moment een tijdslot op mijn computer gehad, maar ik vond wel een manier om zelf de instellingen van het tijdslot aan te passen en daarmee mijn eigen tijd in te stellen of te resetten. Op die manier beïnvloedde ik ook welke informatie over mijn gamegebruik mijn ouders in hun mail kregen.

Gamen werd mijn enige interesse. Het ging niet allemaal heel bewust, maar ik koos op één of andere manier altijd mijn vrienden er op uit. Zo creëerde ik snel een vriendenkring voor mijzelf met mensen die ook gameden. Ik verloor de interesse in muziek en de interesse in normale omgang met vrienden. Op een gegeven moment waren games altijd het onderwerp. Als mensen niet over games konden praten, kon ik niet met ze praten.

Op de middelbare school leerde ik nieuwe vrienden kennen, die ook gameden. Zij gameden ook veel, dus het was alleen maar normaal dat ik dit ook deed. We hielden elkaar in de ontkenning: we gamen omdat we het leuk vinden, school is niet belangrijk en ouders zeuren altijd. We gameden samen door tot laat in de nacht, vonden manieren om onze computers te besturen vanuit ons bed, allemaal voor de levels. Gezondheid en school gingen er zwaar onder lijden, ook al zagen wij dat zelf niet in. “Het was normaal.”

In de 5e van het vwo werd ik mijn medicatie zat en koos ik om het niet meer in te nemen voor school. Ik voelde me altijd onprettig met medicatie en wilde me op school niet zo meer voelen. Ik deed al tijden geen huiswerk meer, maar nu lette ik op school ook niet meer op. Mijn school had door dat mijn cijfers achteruit gingen en er kwam een interventie. Ik zou met andere medicatie en hulp met planning vanaf dan het laatste maandje knallen. Ik zette gamen op de tweede plaats en ging hard aan de bak. Na extreme stress en sommige momenten nog wat paniek slaagde ik voor mijn vwo. Het was spannend maar toch net goed gekomen.

Ik moest een keuze maken voor een studie en wist niet wat ik wilde. Omdat ik goed was in wiskunde, heb ik gekozen Econometrie te gaan studeren. Het was niet iets wat ik graag wilde, maar was voor mij een veilige en “goede” keuze. Ik wilde ook uit huis en ging studeren in Groningen. Weg van de regels van thuis. Alleen de games gingen wel mee…

In het begin van mijn studentenleven voelde ik mij sinds tijden echt prettig. Ik voelde mij welkom, vond het gezellig en vond bier ook niet erg om te drinken. Al snel werd het studeren en de nieuwe omgeving echter saai, standaard en had ik toch weer games nodig om alles leuk te blijven vinden. Het begon daar met drie uur per dag, maar aan het eind van het jaar zat het soms tegen de tien uur aan. Ik haalde in het begin van mijn studie goede cijfers en haalde aan het begin alle drie de vakken, maar in de derde periode was het er nog maar één. Ik schoof alles uit, begon studiegenoten te vermijden. Ik werd opgeslokt in de online communities van League of Legends, Runescape en Overwatch.

Het contact met iedereen die niet gamede werd snel slechter. Vrienden sprak ik veel minder. Ik ging maar één weekend per maand naar mijn ouders en reageerde amper op whatsapp. Ik wilde niet beoordeeld worden op hoe slecht het eigenlijk ging. Maar in feite wilde ik niet geconfronteerd worden met wat ik er zelf van vond: ik schaamde me diep dat ik alles zo had laten vallen. Ik wist dat ik slim was en dat ik echt wel iets kon bereiken, maar het lukte allemaal niet meer. Ik voelde me zo ellendig.

Het tweede studiejaar ging op dezelfde lijn door: ik was het vertrouwen in mijzelf verloren. Ik had maar twee vakken gehaald in mijn tweede studiejaar, ik wilde niet meer. Deels wilde ik de studie niet meer, maar eigenlijk ook geen nieuwe. Ik wilde ook geen baan, geen sport, geen sociale gelegenheid. Ik wilde niet naar de winkel gaan, niet praten met mijn buren, niet douchen. Ik wilde gewoon niets. Ik verwachtte ook niet dat het beter zou worden.

Ik wist dat ik hulp nodig had en ging naar een studentenpsycholoog. Ik kreeg na lang wachten een kennismakingsgesprek en kreeg te horen dat ik op zoek moest naar een echte psycholoog. Ik moest dus opnieuw in de wachtlijst. Aan de ene kant kon ik me hieraan storen, maar aan de andere kant deed ik er ook niets aan om het sneller te laten verlopen. Ik vermeed mijn post, mijn email, waardoor ook de aanmeldingsprocedure en verwijzing naar de psycholoog erg lang duurde.

Tegen het einde zag mijn leven er enorm verwaarloosd uit. Ik kwam mijn kamer amper uit en zag niemand, afgezien van de bezorger van mijn avondeten, wat vaak mijn eerste maaltijd was. Ik douchte eens per week en voelde me verschrikkelijk. Ik stond om 15:00 uur op en ging naar bed tussen 04:00 uur en 06:00 uur. Als ik naar bed ging, dan kon ik zelfs niet bij mijzelf stilstaan en moest ik afleiding hebben. Ik ging van het gamen over naar series kijken in bed. Ik had mijn contacten in Groningen verwaarloosd en verwaarloosde het contact met mijn ouders.

Het kwam tot een punt waarin ik zelf niet meer de zin ervan inzag om nog door te gaan met leven. Ik denk dat de enige reden waarom ik geen zelfmoordpoging heb ondernomen, was dat ik het teveel moeite vond. Ik had een ongelukkig, maar wel stressvrije situatie gecreëerd, overlevend op mijn studentenlening.

Op een gegeven moment suggereerde mijn vader me naar Yes We Can Clinics te gaan en ik besloot het een kans te geven. Het waren tien zware weken, maar met enorm mooie momenten ertussen. Ik heb mijn angsten mogen aangaan en mogen ervaren dat ik niet de enige was die met sociale angsten en een laag zelfbeeld kampte. Ik leerde dat het met elkaar delen van deze dingen de last enorm vermindert. Het accepteren van dingen die in mijn leven waren gebeurd was erg moeilijk, maar ik hoefde het niet meer alleen te doen. De spanning die ik altijd had door alles binnen te houden kon eindelijk wegvloeien. Zeker de momenten dat mensen herkenning uitspraken waren momenten dat ik voor het eerst mijzelf niet meer alles kwalijk nam en de schuld gaf van alle slechte dingen in mijn leven.

Ik leerde weer te voelen, te genieten en ik leerde dat het leven het waard is om aan te pakken. Ook al heb ik nog vaak last van angsten, vooral sociale angsten, weet ik nu waar ik de hulp kan zoeken om ze toch aan te gaan. Ik wil niet meer opgeven zoals ik twee jaar geleden deed, want ik weet wat ik daardoor mis. Herstel werkt als ik ervoor werk en dat houdt voor mij in dat ik geniet als ik de dingen doe die ik lastig vind.

Het is nu bijna twee jaar geleden dat ik de kliniek in ging en ik ben dus bijna 24 maanden clean. Ik ga nog steeds naar meetings en houd nog steeds contact met fellows die ik van mijn tijd in de kliniek ken. Juist omdat het mij helpt. Ik studeer weer, nu psychologie, en heb mijn gehele eerste jaar gehaald. Door hulp van de kliniek en de fellows kan ik nu steeds beter keuzes maken die mij gelukkig maken, in plaats van wat ik denk dat anderen blij maakt. Ik begin mijzelf steeds beter te leren kennen, mijn zwakke punten en mijn grenzen en leer ze steeds beter aan te geven. Ik kan oprecht zeggen dat ik nu blij ben met het leven dat ik nu heb en niet meer droom over een ander leven wat ik liever zou willen hebben.

Met alle ups en downs die er soms bij horen, begint het leven er steeds beter uit te zien. Ik begin steeds meer mijn eigen kracht te voelen en beter over mezelf te denken. Ik kan het steeds beter van me afzetten wat andere mensen van mij denken en kan kiezen voor wat ik graag wil in mijn leven. Ik kom voor mijzelf op en kies waarvan ik weet dat het de juiste keuze is, ook al zijn anderen het niet altijd met me eens. Ik ervaar steeds weer dat het goed komt, ook al lijkt het er soms op alsof het weer net zo zwaar en donker is als het eerst was. Uiteindelijk komt het altijd goed. En als het niet zo is, komt het nog steeds goed.

Persoonlijke verhalen

Fellows en ouders over hun ervaringen met Yes We Can Clinics